Enkele jaren geleden vroeg mijn buurman of ik zijn stoelklok in orde zou willen maken. Geen probleem, gewoon een stoelklok, dacht ik. Maar tot mijn verbazing was het een bijzondere en vandaar dat ik er nu een artikel aan wijd.

Wat maakt deze stoelklok nou zo bijzonder? Het is er één met een ruitermechaniek. En wat nog bijzonderder is: dit mechaniek zit boven de wijzerplaat. Er zijn de laatste jaren wel meer stoelklokken opgedoken met een ruitermechaniek, maar deze zitten allemaal in de wijzerplaat verwerkt en dus niet boven het toplood van de wijzerplaat.

Afb. 1
Afb. 1

Bekijken we de kast dan vallen een aantal dingen op. Als eerste de achterplank (Zie afb. 2). Deze heeft een puntdak naar boven toe. Een puntdak? Dan denken de klokkenliefhebbers meteen aan een Ruempol, maar daar heeft deze klok niets mee van doen. Alhoewel de klok nog twee Achterhoekse kenmerken heeft, namelijk de wekkerlichting, maar daar kom ik later op terug, en ten tweede de constructie van de consolesteunen aan de achterplank. Deze zitten door de achterplank gestoken en worden met houten pennen op hun plaats gehouden.

afb. 2
Afb. 2

Ten derde rust de kap van de kast op twee kleine consolesteunen. Dus net als de console zelf, alleen dan in een verkleinde versie (Zie afb. 3).

afb. 3
Afb. 3

En tenslotte zit er in het puntdakje nog een zolderplank waar boven het ruitermechaniek ronddraait(Zie afb. 4).

De gehele kast is ooit overgeschilderd of misschien wel meerdere keren. Die schilderingen zitten zo door elkaar, deels doorgesleten, dat ik het moeilijk vind om te kunnen ontdekken welke nou de originele is. De klant zijn wens was ook om het uiterlijk met rust te laten omdat hij zich deze zo herinnerde van jongs af aan.

afb. 4
Afb. 4


Ruitermechaniek

Kijken we naar de wijzerplaat dan vallen daar ook enkele bijzonderheden op. Allereerst de bevestiging. Deze wijkt af van wat we normaal zien bij stoelklokken, met twee door de wijzerplaat gestoken bevestigingslippen aan de zolderplaat. Maar nu zitten er twee nokken achter op de wijzerplaat geklonken, deze rusten op de zolderplaat. En door middel van een voorsteekpen door de nok en zolderplaat te steken, bevestig je de wijzerplaat aan het uurwerk. Zo zie je aan de voorkant van de wijzerplaat dus niets van de bevestiging(Zie afb. 5).

afb. 5
Afb. 5

Het tweede wat opvalt, is het loodwerk op de wijzerplaat. Deze zit direct boven de geschilderde cijferring, waar normaliter nog ruimte is voor een geschilderd tafereel. Dit is gedaan om ruimte te creëren voor het ruitermechaniek(Zie afb. 6).

afb. 6
Afb. 6

Het type loodwerk is ook zeldzaam. Ik heb het een enkele keer eerder gezien op de tentoonstelling "Klokslag 2000" in de Freylemaborg te Slochteren. Nu nog te zien in de daarbij verschenen catalogus, op een uurwerk gesigneerd door Ubbo Claessens uit Scheemda in 1715. En één in het boek van Herman Bossink: Groningse klokken en uurwerkmakers, op pagina 102. Als iemand dit loodwerk elders gezien heeft, zou ik het leuk vinden om dat te horen.

Dan komen we bij de wijzer. Alleen een uurwijzer met daarop een ronde messing schijf geklonken met twaalf gaten, met de gestanste cijfers 1 t/m 12, waarin men op de gewenste wektijd een warteltje kan steken (dus niet schroeven). Deze methode van wekkerlichting komt ook in het oosten van Nederland voor(Zie afb. 7).

afb. 7
Afb. 7

 

Getorste zuilen

Het uurwerk heeft ook bijzonderheden(Zie afb. 8). Om te beginnen is de achterplaat op dezelfde wijze gemonteerd als de wijzerplaat. Dus met twee geklonken nokken, die liggen op de zolderplaat en waardoor de voorsteekpennen zitten.

afb. 8
Afb. 8

Het uurwerk heeft mooie getorste zuilen en zware raderen. Ook de stijlen waar  de raderen tussen draaien zijn breed en dik. Vooral de middelste stijl valt op door zijn verbreding in het midden. Op deze verbreding zit de kloof gemonteerd die de aandrijfas van de ruiters draagt. In alle drie de stijlen is onderin een letter of symbool meegegoten. Het lijkt op een liggende hoofdletter K(Zie afb. 9).

afb. 9
Afb. 9

 

Voorslag

Op de zolderplaat vallen twee dingen op. Het eerste is de bevestiging van de zijlood stukken. Dit geschiedt met twee schroeven, waar dit normaliter gebeurt met één schroef. Het tweede is de belbeugel. Deze steekt met beide uiteinden door de zolderplaat heen. Dus aan de onderzijde van de zolderplaat wordt deze geborgd met voorsteekpennen. Kijken we naar de bodemplaat, dan valt daar op dat de hamerlichter is gelagerd in een extra staander, die voor de hameras is bevestigd in de bodemplaat, en die dient tevens als stuiting voor de hamer. De ijzeren hamerlichter is dus niet gelagerd tussen de twee getorste stellingpoten, wat gebruikelijk is bij stoelklokken(Zie afb. 10).

afb. 10
Afb. 10

Het slagwerk is uitgerust met een voorslag. Ook al iets wat normaliter niet voorkomt in stoelklokken. De voorslaglichter en de invallichter zijn van ijzer, net als de veer van de invallichter. Zodra de raderen van het slagwerk gaan draaien, wordt het mechaniek van de ruiters ook in werking gezet. Op het hartrad zit een gladde messing schijf geklonken. Hierop rust een eveneens gladde messing schijf, die geklonken zit aan de as waarop de ruiters bevestigd zitten(Zie afb. 11).

afb. 11
Afb. 11

Het mooie van dit systeem is, dat wanneer het slagwerk stopt, de as met ruiters doorslipt. Dit is gedaan om te voorkomen dat de tanden van de ruiteraandrijving niet abrupt stil gaan staan, waardoor ze zouden kunnen afbreken. Opmerkelijk is nog dat de as waarop de ruiters zitten dwars door een tweede gat in de bel gaat(Zie afb. 12).

afb. 12
Afb. 12

 

Wekkerrem

De ruiters zijn er in totaal vier, met hoofddeksel die allemaal een lans bij zich dragen. Tenminste ik denk dat het een lans is, misschien moeten het wel geweren voorstellen. De beschildering van de ruiters is helaas geheel verloren gegaan, zodat het gissen blijft hoe ze eruit hebben gezien. Wel is aan de vormgeving te zien dat ze een steek als hoofddeksel dragen.

De wekker is ook het vermelden waard. De uitlichting daarvan, daar heb ik het al over gehad. De wekkerrem is bijzonder. Deze is niet heel zwaar uitgevoerd, maar als gewicht om de wekker te remmen, heeft de klokkenmaker een draad op de lichter geklonken met aan het uiteinde een messing bol. De wekkerhamer is fraai vormgegeven. De veer die ervoor zorgt dat de wekkerhamer niet op de bel blijft rusten, is in dit geval gemaakt van staaldraad. Deze is bevestigd door twee gaatjes  in de voorste stijl(Zie afb. 13).

afb. 13
Afb. 13

Tja, wie zal de klok nou gemaakt hebben, en wanneer? Kijkend naar het gebruik van ijzer, de getorste zuilen, het afwijkende slagwerk en het toplood op de wijzerplaat, heb ik het vermoeden dat de klok te plaatsen is in de Noord-Oostelijke regio van ons land. Wat we tegenwoordig Groningen noemen. Dan zijn er nog de initialen die geschilderd zijn boven op het uurwerkplankje. Dit uurwerkplankje is trouwens van opzij en achter mooi afgewerkt met profielranden. De initialen zijn G.T. In de boeken kom ik met deze initialen niet veel verder. In het boek van Bossink: Groningse klokken en uurwerkmakers, is op pagina 74 een soortgelijke signatuur te zien, ook op de stoel, maar hier wordt niet verder op ingegaan. Om stoelklokken te dateren is zeer lastig, omdat er zolang aan dezelfde werkwijze is vastgehouden. Maar gezien de kwaliteit en de forsheid waarin de klok is gemaakt zou ik de klok 2e kwart 18e eeuw willen dateren.

Zetten we even alle bijzonderheden op een rij:

  • Afwijkende achterplank met een puntdakje. (Oost-Nederland)
  • Bevestiging van de consolesteunen in de achterplank. (Oost-Nederland)
  • Consolesteunen onder het dakje.
  • Bijzondere wekkerrem.
  • De instelling voor de wekker. (Oost-Nederland)
  • Wijzerplaat en achterplaat bevestiging.
  • Niet veel voorkomend loodwerk op de wijzerplaat.
  • Beide loodstukken op de zolder met twee schroeven.
  • Ruitermechaniek boven de wijzerplaat.
  • Afwijkende hamerlichter.
  • Extra brede middelste stijl voor het mechaniek.
  • Slagwerk met voorslag.
  • Gebruik van ijzeren lichters. (Oost-Nederland en/of Gronings)


Terug naar overzicht